Zes jaar geleden viel Sylvain Tesson in beschonken toestand van een dak. Hij brak al zijn ribben en ruggenwervels en liep meerdere schedelfracturen op. In het ziekenhuis beloofde hij zichzelf dat hij een voetreis dwars door Frankrijk zou maken als hij voldoende zou herstellen. Een revalidatiecentrum zag hij niet zitten: lopen was volgens hem de sleutel naar zijn herstel.
Een jaar later gaat hij op pad. Zijn rug zit met ijzer aan elkaar, zijn gezicht is misvormd door een gedeeltelijke gezichtsverlamming, hij is doof aan een oor, en hij slikt medicatie voor zijn hart en benen. Bovendien mag hij nooit meer een druppel alcohol drinken. De man die tot aan zijn ongeluk de hele wereld rondreisde en bergen beklom, is naar eigen zeggen vijftig jaar ouder geworden. Zijn tocht begint in de zuidoosthoek nabij de Italiaanse grens in Tende en moet eindigen bij Cap de la Hague aan de Normandische kust. Leidraad gedurende zijn reis is een kaart die hij aantrof in een overheidsrapport. Op die kaart is af te lezen welke departementen behoren tot het zogenoemde onderontwikkelde platteland, gebieden die zijn verstoken van internet, snelwegen, winkelcentra en overheidsdiensten. Dat wat Tesson beschouwt als een aards paradijs – verwildering, ongerepte natuur en isolement – wordt erin afgedaan als ‘onderontwikkeld’. Het valt hem op dat dit gebied precies de plekken onthuld waar de wolf opdook na zijn terugkeer in Frankrijk. “Hij viel de mens niet aan, maar hij ging hem juist uit de weg.”
Tesson heeft dringende behoefte naar de basis terug te gaan. Het boek is een aanklacht tegen de vooruitgang, overheidsbemoeienis en globalisering. Hij beschrijft de teloorgang van het landschap waar hij doorheen wandelt. “In veertig jaar ging het landschap op de schop om auto’s doorgang te verlenen en ruimte te maken voor de continue verkeersstromen tussen woonwijken en parkeerplaatsen van de Carrefour en de Mammouth.” Hij wandelt langs lavendelvelden, elke plant strak in het gelid, waar geen insect meer zoemt door het veelvuldig gebruik van insecticide. “De president pretendeert klimaatverandering tegen te gaan, maar hij kan niet eens de bijen en de vlinders van Frankrijk beschermen.” We zijn volgens hem de weg kwijt. Antieke landbouwmethodes worden vernieuwend genoemd, geavanceerde technieken ouderwets. Het boek is ook een ode aan de traditionele boer. “De kunst om meester te zijn van je eigen leven is vergelijkbaar met het runnen van een boerenbedrijf.” Tesson probeert weer meester over zijn eigen leven te worden door te wandelen.
Hij is niet boos of verbitterd door zijn ongeluk, maar spijt sijpelt wel tussen zijn prachtige zinnen door. Hij wordt geplaagd door weemoed: “Twintig jaar heb je toppen bedwongen en nu loop je erbij als een bejaarde.” Mensen schrikken soms van zijn misvormde gezicht, een vrouw maakt zelfs rechtsomkeert als ze hem ziet. Hij komt weinig mensen tegen op de verborgen paden die hij uitkiest en die soms zo lang niet zijn belopen dat hij het pad opnieuw moet effenen. Af en toe krijgt hij gezelschap van goede vrienden die een tijdje met hem meelopen. Hij slaapt meestal in de open lucht, soms in een hotelletje of klooster.
Al wandelend voelt hij zijn krachten terugkomen. Zijn fysieke genezing doet hem tegennatuurlijk aan: “Het was […] alsof het proces van de biologische aftakeling die ieder levend wezen ondergaat, zich had omgekeerd en ik steeds jonger zou worden totdat ik helemaal genezen zou zijn, en dan zou het mechanisme zich opnieuw omdraaien en zou ik me weer ouder beginnen te voelen, maar dat was dan ook tevens een teken dat ik weer de oude was.” Ook mentaal doet het wandelen hem goed: “Wandelen was net vissen: de uren verstreken en opeens voelde je iets bewegen, had je beet? Er had een mooie gedachte toegehapt.” Langzaamaan komt hij in zijn element. Zijn gemoedstoestand verandert mee met de geologische veranderingen van het land. In de Provence loopt hij nog achter zijn eigen schaduw aan, op het Centraal Massief wordt hij overvallen door sombere buien, in het midden van het land krijgt hij nieuwe energie door de open ruimte, en aan de kust wordt hij bevrijd. De Mont Saint Michel betovert hem (een van de weinige weldadige geschenken van de mensheid aan de wereld). Als hij tenslotte na drie maanden wandelen uitkijkt over de Atlantische Oceaan, zijn zijn “rekeningen vereffend en zijn tegenspoed vergeten”. En heeft hij de basis gelegd voor een indrukwekkend reisverslag over zijn persoonlijke weg naar herstel door een verdwijnend land.
Ongebaande paden – Sylvain Tesson
Eerste druk: 2017
ISBN: 978 90 295 1438 5