De kop is eraf. De kop van Jutland. Ik ben van Skagen naar Hirtshals gelopen, waar ik elf dagen geleden vanuit het Noorse Larvik was aangekomen. Ik had een valse start. In Larvik kreeg ik een doof gevoel in mijn linkerneusgat, dat een heftige griep inluidde. Met hoge koorts kwam ik in Hirtshals aan, waar ik twee dagen klappertandend in een hotelkamer lag. De derde dag nam ik de trein naar Skagen, met haar okergele huisjes en schilderachtige licht. Daar verbleef ik nog drie nachten in een charmant hotel voordat ik aan mijn Grote Wandeltocht zou beginnen. Het plan is om van Skagen naar Den Haag te wandelen, naar huis, uiteindelijk de eindbestemming van elke reis.
Voordat ik op weg ging, bezocht ik het toeristenbureau van Skagen voor aanvullende informatie over het pad dat ik daarvoor wil bewandelen: het Noordzeekustpad of op zijn Deens, het Nordsøstien. Dit 6.000 kilometer lange wandelpad loopt door alle landen die grenzen aan de Noordzee. In Nederland is het pad goed onderhouden, maar in andere landen is dat niet altijd het geval. Zoals in Denemarken. Toen ik de man achter de balie om wandelkaarten vroeg, antwoordde hij dat het pad hier niet meer bestaat. Dat verbaasde mij. Ik had tijdens korte wandelingen rondom het dorp bordjes gezien waarop het stond aangegeven. De man draaide een kaart voor me uit met wandelpaden in Noord-Jutland. Het Noordzeekustpad was er met een dikke rode lijn ingetekend.
“Aha, dus toch een kaart!” riep ik uit.
“Ja, maar het bestaat niet meer.”
“Maar die lijn is toch het Noordzeekustpad?”
“Ja, maar het bestaat dus niet meer.”
Verward nam ik het printje mee. Met de Noordzee aan mijn rechterhand kom ik een heel eind, dacht ik.
Precies een week later wandelde ik Hirtshals weer binnen. Over een goed gemarkeerd en beloopbaar pad dwars door wilde duinen met geurende duinrozen, over verlaten stranden waar eenzame resten van de Atlantikwall door de zee worden verzwolgen, en langs houten vakantiehuizen voor gegoede Denen die ’s ochtends naakt over het strand de zee in renden. De kaart van het toeristenbureau hielp waar de bordjes het lieten afweten.
Het staartje van de griep had nog venijnig toegeslagen, zodat ik aan het einde van de eerste wandeldag noodgedwongen in een veel te duur hotel moest bijkomen, en de drie daaropvolgende nachten tussen dikke Duitsers met keffende hondjes op een camping lag met een barstende koppijn. En ook het weer hielp niet mee. Er brak een storm uit die vier dagen tegen de Jutse kust beukte. Mijn tentje boog alle kanten op terwijl ik met oordoppen in probeerde te slapen. Het gebrul van de storm werd gereduceerd tot een lage, mechanische brom alsof er diep in de aarde werd gedrild.
Tussen Skiveren en Nørre Kjul sloeg de storm mijn benen bijna onder mijn lijf vandaan. Ik vroeg me af of het eigenlijk wel verantwoord was op het strand te lopen, gezandstraald te worden met die bulderende, schuimende Noordzee op mijn hielen. Voorovergebogen met twaalf kilo op mijn rug hield ik me in evenwicht met mijn Nordic walking stokken.
Bij de riviermonding van de Uggerby verdween het pad in zee. De storm had hem diep de duinen ingestuwd. Erachter liep een klein streepje bijna lichtgevend zand door de kwelder. Verdoofd door de razende wind ploeterde ik verder tot ik tegen zo’n fijne markering van het Noordzeekustpad aanliep. Naast een paal met een dik touw waaraan ik mezelf omhoog kon hijsen, de duinen in waar het niet bestaande pad tussen de duinrozen en heidestruikjes verder meanderde.
Een paar uur later wandelde ik het paradijs binnen. De storm was gaan liggen en de zon scheen op de natuurcamping waar ik mijn tentje in de grond prikte. Ik lag er urenlang in het gras te luisteren naar de vogels die ik eindelijk weer kon horen, met liedjes die klonken als taal. Eén begon met een zenuwachtig staccato, dat steevast eindigde met het woord ‘splinter’; een ander leek de hele tijd ruzie te maken met zichzelf – en misschien deed hij dat ook wel. Nee, dan die koekoek die zijn hele leven alleen maar hetzelfde zegt. Een reetje knabbelde aan de struiken. Een koperkleurige hazelworm kronkelde over het pad. Het leven lachte me weer toe.
Vanmiddag wandelde ik Hirtshals dus weer binnen, waar ik een hutje huurde met uitzicht op de tentjes van de fietsers die het kustpad fietsen (dat fietspad bestaat wel). En morgen maak ik die haakse bocht, links naar het zuiden waar de markeringen van het niet bestaande pad dat ik bewandel gewoon doorlopen, zag ik zojuist. In ieder geval tot waar mijn oog reikte. Morgen zie ik dan wel verder. Dat bestaat ook niet. Alleen vandaag. En tot dit moment loopt dat mooie Noordzeekustpad gewoon naar Den Haag.
De start is gemaakt Beer, veel succes en inspiratie?
Dank je, Wendy! Vandaag weer verder en de zon schijnt…