Een aantal jaar geleden heb ik geprobeerd een bedrijf op te zetten in Congo-Brazzaville. Maar al mijn inspanningen, maandenlange verblijven en financiële aderlatingen ten spijt: het bedrijf is nooit van de grond gekomen. Het is nog steeds niet helemaal uit mijn gedachten maar de corruptie die elke keer weer in een nieuwe vorm op mijn pad komt, heeft mijn motivatie behoorlijk ondermijnd. Ik was dan ook erg nieuwsgierig naar Blauw Hout van Roland Verbiest. Hij vertrok in 2009 naar de Democratische Republiek Congo – cultureel nauw verwant aan Congo-Brazza – en zette daar een transportbedrijf op. In Blauw Hout beschrijft hij de start van dit bedrijf, en ik was benieuwd hoe hij dit in godsnaam voor elkaar heeft gekregen. En hij is Hagenees, net als ik. Schept toch een band…
Samen met zijn broer Patrick zet hij Grand Pousseur op in Kinshasa. Het idee is vrachtwagens te importeren waarmee ze ladingen vervoeren van Matadi naar Kinshasa, en goederen invoeren om te verkopen op de Congolese markt. Hij huurt een stuk grond op een bedrijventerrein, waar hij een containerdorp wil neerzetten, à la FAST Surfdorp in Scheveningen waar hij initiator van was. Zijn droom: “een fantasievol containerdorp gemaakt van restmateriaal, waar camions in- en uitrijden en waar Congolese gezinnen in harmonie leven en het schoolgeld voor hun kinderen kunnen betalen.” Hij is zelf de eerste bewoner. Hij vindt vrienden en loyale medewerkers in de Congolezen Mother en Trois Cent. De eerste weken is hij nog “verrukt over de verbazingwekkende, communicatieve en hulpvaardige cultuur in Congo,” maar al gauw komt hij erachter dat niets is zoals het lijkt.
Het eerste jaar worden er vijf van hun containers leeggeroofd in de haven van Boma. Hij ziet hoe importgoederen worden ontvreemd onder toeziend oog van politie, militairen en douaniers terwijl de priester staat af te dingen op de prijzen van de gestolen waar. En natuurlijk vinden de Congolese autoriteiten altijd een aanleiding om die mundele nog eens flink uit te knijpen: er is ineens een extra document nodig of er moet plotseling nog belasting worden betaald (plus een boete uiteraard). En corruptie tiert niet alleen welig bij de autoriteiten: als hij met malaria in het ziekenhuis belandt, worden er bewust verkeerde diagnoses gesteld om hem een peperdure behandeling aan te smeren.
Ook zijn personeel besteelt hem doorlopend. Chauffeurs rijden hun eigen routes voor extra inkomsten, goederen worden doorverkocht, materieel wordt ‘geleend’ en kapot weer teruggebracht. Als het bedrijf verhuist naar een ander terrein, jatten zijn medewerkers bijna een hele container aan spullen weg. Het gaat niet goed met het bedrijf.
Op een avond wordt hij gek van het lawaai van de kerkgangers in de kerk naast zijn half ondergelopen containerhuis (het is regentijd). Hij slaat door en loopt roffelend met een sleutelbos op een pan de volle kerk binnen om zijn klacht kracht bij te zetten, waarna hij in elkaar wordt gemept en de kerk wordt uitgesmeten. Het gaat ook niet goed met hem.
Verbiest is een meeslepend verteller. Hij schrijft, net als Congo is, rauw en poëtisch tegelijk. Hij verloochent en spaart zichzelf niet. Hij wil gewoon samen met de Congolezen iets moois opzetten. Maar het werkt niet. Uiteindelijk blijkt hij nog erger opgelicht dan hij ooit had kunnen bedenken. Hij is geschokt en gekwetst. Als hij een voorstel krijgt van Bralima – dochteronderneming van Heineken – om het transport over de Congo rivier te reguleren, hoeft hij dan ook niet lang na te denken. Patrick gaat met een nieuw businessplan aan de slag en Roland gaat iets doen wat maar weinig blanken hebben gedaan: hij vaart met het schip Primus I van Kinshasa naar Kisangani 1.734 kilometer stroomopwaarts over de machtige Congo rivier. Dwars door het Congo Bekken diep de jungle in. Voordat hij vertrekt is hij ook in de haven van Kinshasa weer getuige van diefstal en vernieling. Hij ziet het met lede ogen aan. “Dit Congo wil niet vooruit. Dit Congo wil een zweer laten zien. Een zweer die zich etaleert als een barbaarse, grillige, groteske tooi. Een zweer die om zichzelf lacht, die zich uitdost om op jacht te gaan, die zich wil bedrinken. Motema mabe (slecht hart) wil opzoeken en gaan stelen.”
De eerste dagen op de rivier komt hij moeizaam door. Een vage bemanning, ongedierte in alle soorten en maten, mensen die en passant aan boord komen om een motor te ontvreemden, en een woedeaanval op een dronken soldaat die hem onder schot houdt maken hem onzeker, geïrriteerd en roekeloos. “De abrupte overgang van het onophoudelijke gedruis in onze garage van Grand Pousseur en de haven van Onatra naar de loodzware stilte aan boord van de Primus I deelt me bijna een lichamelijke klap uit.” Hij mist zijn Haagse vrienden. Dan komt het moment dat hij zich realiseert dat hij niet dieper kan zakken. Hij refereert aan het boek dat terugkomt in elk reisverhaal dat zich afspeelt in deze contreien: Heart of Darkness van Joseph Conrad. “Zijn reis gaat in dit boek stapsgewijs omlaag naar het diepste donker. Ik ben in het diepste donker als ik aan die reis begin. Grand Pousseur begint zijn reis naar de Heart of Lightness want na al die gekte moet er ook een tegenwicht bestaan.” En hij begint uit het dal te klimmen waarin hij terecht is gekomen.
Steeds meer realiseert hij zich wat een geluk hij heeft deze reis over de legendarische Congo rivier te kunnen maken. De negatieve ervaringen van de laatste jaren verdwijnen niet alleen naar de achtergrond; hij beseft “een intense en zielsvervullende reiservaring mee te maken die maar weinig blanken hebben gehad.” Dat wil niet zeggen dat het allemaal eenvoudiger wordt. Het leven wordt hier geleefd op het scherp van de snede. Hij leeft in het nu en het is echt. Hij krijgt dysenterie, ziet een baby van de honger sterven, doodsbange babyaapjes in kooitjes, en de boot wordt regelmatig bezocht door lieden die er niets te zoeken hebben. Eén van die mensen is Pili Pili. De zieke Verbiest verzoekt de bemanning deze man van boord te zetten, maar dat wordt geweigerd. “Cet homme est dangereux! We zullen allen omkomen. Hij is de baas van alle maîtres coutumiers (medicijnmannen) van Equateur en Oriental.” De man reist dus mee naar Kisangani.
Gaandeweg raakt Verbiest gesteld op Pili Pili waarmee hij grootse nachtelijke gesprekken voert, die de spil zijn van het boek. Hij schrijft er fenomenaal over en neemt de lezer mee naar de onderstroom van de Congolese ziel. De Congo rivier verandert zijn gemoed: de overweldigende natuur van het Congo Bekken maakt hem spiritueler. De gesprekken met Pili Pili doen de rest. “De bootreis begint te lijken op het beklimmen van een heilige weg.” Verbiest en Pili Pili dagen elkaar uit, ieder vanuit de eigen achtergrond: wetenschap versus intuïtie met magie en religie als inzet. Ondertussen bereidt Pili Pili zich voor op een vergadering van maîtres coutumiers die plaatsvindt in een dorp in de jungle. Tijdens deze vergadering, La Nuit Blanche, zal een beroep worden gedaan op voorouders, eeuwenoude kennis en natuurlijke krachten in een strijd om de macht tussen Pili Pili en zijn tegenpool, Beauvique. Als ze na een lange reis uiteindelijk aankomen in Kisangani, besluit Verbiest mee te gaan naar deze vergadering in het hart van Congo.
Daar is hij getuige van een spirituele en intellectuele krachtmeting tussen de twee oude maîtres coutumiers die zijn weerga niet kent. Oude legendes herleven, het dondert en bliksemt en er gebeuren dingen die volstrekt logisch lijken maar toch onverklaarbaar zijn. Hij beschrijft het indrukwekkend en geeft een inkijkje in de onbegrijpelijke en ongrijpbare Congolese ziel. Redmond O’Hanlon, die een fantastisch boek schreef over dat andere Congo, kan hier nog een puntje aan zuigen. Hij “verkeert in de ultieme, metafysische regionen van het volstrekt onkenbare” waar dingen gebeuren waarvan hij zich nog steeds afvraagt hoe bijzonder het was dat die voor zijn blanke ogen bestemd waren. “La Nuit Blanche was een nacht die gewicht in de schaal heeft gelegd om het verblijf in Congo waardevol en belangwekkend te maken.”
Mijn eigenlijke reden dit boek te lezen, doet er voordat ik halverwege ben al lang niet meer toe. Blauw Hout gaat over zoveel meer dan een bedrijf opzetten in een corrupt land. Het gaat over het Congolese volk, over een reis naar het authentieke Congo en over oeroude wijsheden die wij in onze westerse wereld niet meer kunnen bevatten. Dat laatste is denk ik de reden waarom veel mensen die ooit voet op Afrikaanse bodem hebben gezet er elke keer weer opnieuw naar terug willen. Verbiest vat het treffend samen: “Het gevoel iets prachtigs om me heen te hebben. Iets dat heel erg waar is, omdat het zo echt is.” Dat dit gevoel in Congo nóg sterker is dan in andere Afrikaanse landen, komt door dat magnifieke regenwoud van het Congo Bekken en alle geheimen die daarin liggen opgeslagen. Roland Verbiest heeft een tipje van die sluier opgelicht en er een overweldigend boek over geschreven.
Blauw Hout – Roland Verbiest
Eerste druk: oktober 2018
ISBN: 978 90389 2665 0