Met een buik vol tapas en een goed glas wijn achter mijn kiezen lig ik onder een palmboom in Parc de la Ciutadella. De wijn en de hitte hebben me gevloerd. Ik moest even gestrekt en dit was het eerste plekje dat daarvoor in aanmerking kwam. De palmbladeren die me de nodige schaduw geven, steken hoog boven me af tegen een wolkeloze lucht. Als ik mijn hoofd een kwartslag draai, komen de kantelen van het Castell dels Tres Dragons in mijn blikveld.
Ik kom altijd in Barcelona om iets anders te doen dan haar te bezoeken. Ook nu weer: ik ben op weg naar huis, en koos deze stad als tussenstop voordat ik in één ruk door naar het noorden trein. Gisteravond kwam ik aan op station Barcelona Sants. Met de hinderlijke herrie van mijn rolkoffer achter me aan wandelde ik naar Plaça de Catalunya waar ik om de hoek een kamer had gereserveerd.
Toen kreeg ik al spijt dat ik hier opnieuw maar één dag zou blijven. Vanaf de Avinguda de Roma liep ik Eixample binnen, die sprookjeswijk met haar kaarsrechte straten, schitterende gevels, spectaculaire glas-in-lood-ramen en oude platanen. Barcelona weet haar bomen te koesteren. De zon stond laag, scheen door de bladeren heen en wierp lange schaduwen over de mensen die me tegemoetkwamen.
Vanmorgen kon ik niet snel genoeg de straat op om me onder te dompelen in deze stad. Verdwalen doe je hier niet: een groot deel van Barcelona is in een grid gebouwd. Zo lang je weet aan welke kant de Middellandse Zee ligt, raak je de weg niet kwijt en kun je je overgeven aan het Catalaanse modernisme. Ik dwaalde langs de gevels van Gaudí, Domenech i Montaner, Puig i Cadafalch en andere meesters. La Pedrera, een betoverend appartementencomplex als een verticale golvende zee met een beeldenpark op het dak; Casa Battló, opgetrokken uit mozaïeksteentjes met balkons in de vorm van vissenkoppen. De weelderige takken van ornamentale bomen ondersteunden de balkonnetjes op de eerste verdieping van de kunstacademie.
Door de Arc de Triomf wandelde ik Parc de la Ciutadella binnen. Onder de trompetterende engel zat een fluitist te spelen. Langs de boulevard zaten lezende mensen onverstoorbaar zij aan zij met dansende trommelaars, en schakende mannen naast tegen elkaar opzingende soundmixers. Vandaag leek de wereld even niet in brand te staan: er werden geen oorlogen uitgevochten over de ruggen van onschuldige mensen, en we hoefden ons geen zorgen te maken over narcistische politici of ontwrichtende klimaatveranderingen. Iedereen vierde zijn eigen feestje.
Aan het strand van Barceloneta, de oude visserswijk, dipte ik mijn vermoeide voeten in de lauwe zee. Ik wilde tapas en een glas koele witte wijn, en liet me in de luren leggen door een gehaaide restauranteigenaar. Hij lokte me zijn terras op met zijn charme, waar hij prompt alle interesse verloor en me gehaast achterliet om zich op de volgende naïeve toerist te storten. Zijn tapas waren matig en de wijn te duur. Maar vandaag ik kon dat hebben. Ik vierde ook mijn eigen feestje en proostte in gedachten op deze wonderlijke stad.
Langzaam liep ik weer terug, richting Sagrada Familia, maar de wijn en de hitte stegen naar mijn hoofd. Dus moest ik even liggen waar ik nu lig: onder die palmboom naast het drakenkasteel. De fluitist is nog steeds bezig. (Hoe krijgt hij het voor elkaar?) Ik zak langzaam weg in zijn zachte gefluit tot een versterkte zanger me weer bij mijn positieven brengt. Ik vervolg mijn weg naar het hoogtepunt van de Barcelonese architectuur: de Sagrada Familia, Gaudí’s meesterwerk, dat bijna honderd jaar na zijn dood nog steeds niet is voltooid.
Achter de bomen op de Plaça de la Sagrada Familia doemt de controversiële Lijdensfaçade van het eclectische bouwwerk op: met de beelden van Josep Subirachs die door hun strengere vormen zouden detoneren met de andere kant van de basiliek, de Geboortefaçade, ontworpen door de Grote Meester zelf. Rondom het spektakel vergapen honderden toeristen zich aan de bizarre details: dieren, planten, draken en bomen buitelen over elkaar heen. Torens met sterren, vleugels en engelen, bedekt met duizenden mozaïeksteentjes of bekroond met witte bollen. En daartussen de Heilige Familie natuurlijk. Met mijn hoofd in mijn nek neem ik het krankzinnige gebouw in me op om daarna weer grotendeels te vergeten wat ik allemaal zag omdat het te vreemd is om te bevatten. Naar binnen ga ik niet. De rij is te lang en mijn zintuigen verzadigd.
De zon verdwijnt alweer langzaam achter de heuvels in het westen. Ik wandel terug richting Plaça de Catalunya. De zwervers rondom het busstation herinneren me eraan dat het niet voor iedereen een feestje was vandaag.